Een fascinerende dimensie van het leven dat ik sinds mijn kankerdiagnose leid, wordt gevormd door het reactiepatroon van de mensen om me heen. Het is alsof mijn verandering ook bij hen een verandering teweegbrengt. De manier waarop deze gestalte krijgt, verschilt per individu. Er zijn goede vrienden die zich opeens minder laten zien, er zijn verre vrienden die onverwacht naderbij komen. Soms slik ik een teleurstelling weg, soms ben ik verrast en geroerd maar, ik probeer niet te oordelen. Het bericht over mijn ziekte confronteert hen nadrukkelijk met de eindigheid van hun eigen leven. Hoe ga je met dat besef om? Zijn er oude waarden waar je op terug kunt vallen? Angsten die oprispen? Naar de manier waarop iemand handelt als de spiegel van de dood dichterbij sluipt, kan ik alleen maar kijken, gefascineerd, dat wel, omdat dit gedrag onthult hoe iemand in het leven staat.
Een van de meest bijzondere reacties kreeg ik van een opdrachtgever, Cees van Pelt. Cees is directeur van de Destin Travel Group, een reisorganisatie die zich toelegt op buitengewoon luxueuze cruises, muziek- en treinreizen. Parijs-Istanboel met de Venice Simplon Oriënt Express, met een privéjet in 24 dagen de wereld rond, met een hotelschip van Passau naar Boedapest, niet te versmaden snoepreisjes kortom. Als eenvoudige letterknecht kwam ik vorig jaar met Cees in contact nadat hij in NRC een vacature voor cruiseleaders met een journalistieke achtergrond had geplaatst. ‘Ik zoek vertellers,’ zei hij tijdens de persoonlijke ontmoeting die kort na mijn sollicitatie volgde. ‘Mensen die de passagiers kunnen vermaken met een goed verhaal.’ Ik serveerde een paar anekdotes uit mijn goedgevulde trommeltje en voor ik wist was ketelbinkie aangenomen.
In augustus 2023 monsterde ik aan op de HS Advance, een 135 meter lang, 12 meter breed drijvend hotel dat, zoals Cees trots vertelde terwijl hij me, links en rechts gedagknikkend, een uur voor vertrek door het schip rondleidde, geen vijf maar zés sterrenservice bood. Het moet gezegd, sinds het tochtje dat ik op mijn zesde op een Frans campingmeertje maakte in de door mijn handige broer Frank met een weerbarstige houten stok, stukken touw en twee badhanddoeken tot 'zeilschip' omgebouwde rubberboot, had ik niet meer in dergelijk glorieuze varende omstandigheden verkeerd. In het restaurant zag een privéober erop toe dat de glazen van mij en mijn twee collega-cruiseleaders met de meest exquise wijnen gevuld bleven, in de Palm Court Lounge stonden witlederen canapés klaar voor de gasten die na de port talk naar mijn praatjes kwamen luisteren en ‘s avonds kon ik mij terugtrekken in de Symphony Suite, een royale ruimte met een kingsize bed, een walk-in closet, een eigen badkamer en een panoramisch raam van Mesdagformaat dat de zacht fluisterende oevers omlijstte.
Van mijn ambitie om als een vooroorlogse travel writer een Grand Tour te maken die slechts af en toe zou worden onderbroken door het vertellen van een puntige anekdote over door de romantische Rijn begeesterde schilders en dichters (we voeren van Arnhem naar Bazel en terug), de terugkeer van de zalm of de in WO-II aan flarden gebombardeerde brug bij Remagen, kwam evenwel niet veel terecht. Ja, ik was als verteller aangenomen; nee, dat betekende niet dat ik na mijn babbel in gezelschap van Somerset Maugham op het zonnedek kon gaan zitten. Ook als causeur werd ik geacht te assisteren bij het verloop van de excursies, het contact met de gidsen, de vertaling van de menukaart, het bedenken van quizzes en het, samen met de Napolitaanse pianist Frederico, organiseren en presenteren van een soirée musical. Afijn, het was een vuurdoop, deze baan, een van 8 tot 23-job die werd verluchtigd door lunches en diners van Michelinniveau, schitterende landschappen en de vele contacten met gasten en collega’s, waaronder Cees van Pelt zelf die, omdat het een maiden voyage betrof, ook een paar dagen meevoer.
Voor dit jaar had Destin me opnieuw gevraagd voor een of twee klussen van dezelfde snit. Kort geleden ontving ik een uitnodiging voor een speciale dag op het hoofdkantoor in Hendrik-Ido Ambacht waarop ik met circa zestig andere cruiseleaders via workshops, reisverslagen en enquêtes zou worden klaargestoomd voor het nieuwe seizoen. Door mijn ziekte moest ik me daarvoor afmelden, ‘met een zwaar gemoed,' zoals ik mailde aan Cees. Tot mijn verbazing had ik hem een half uur nadat ik op 'versturen' had geklikt al aan de lijn. Zijn imperium van boten, treinen en vliegtuigen deed er even niet meer toe: ‘Als ik een dergelijk bericht ontvang, laat ik alles vallen.’ We spraken een tijd over mijn ziekte, de behandelingen, het vaarseizoen, de bezetting van de schepen en de naderende bijeenkomst.
‘Mag ik de collega’s vertellen waarom je er niet bij bent?’ vroeg hij.
‘Nou ja, ik kom net kijken, de meeste aanwezigen zullen mij niet kennen.’
‘Wij zijn een familiebedrijf. Het maakt niet hoe lang je in ons midden verkeert. Wij kijken naar onze mensen om. Jij bent ook lid van onze familie. Ik zou het op prijs stellen.’
Ik stelde me voor hoe Cees, de altijd in keurig kostuum met zijden pochet gestoken pater familias, met zijn gloedvolle, plechtstatige stem, de mensen ’s ochtends welkom zou heten, zou zeggen waarom ik er niet bij kon zijn.
‘Je raakt me,’ zei ik.
Hij was even stil en vroeg: ‘Mag ik ook voor je bidden?’
‘Voor deze afvallige katholiek?’
Ik herinnerde me ons gesprek over het geloof, op de laatste avond van de reis, op het rode pluche van de waterside dining room. Terwijl de Dom van Keulen uitdoofde in de glinstering van het raam, voerden we een conversatie tussen doven. Hij overtuigd van de waarden van zijn God, ik van het gegeven dat het adopteren van een godsdienst gelijk staat aan geestelijke luiheid omdat je het antwoord op levensvragen aan een ander uitbesteed.
‘Ik weet hoe je erover denkt,’ zei hij, 'ik wil het graag.'
‘Als jij het wilt.’
‘Dan wens ik je de balsem uit Gilead.'
‘De wát?’
‘Balsem uit Gilead. Lees maar na in het Oude Testament.’
Op de onderste tree van mijn boekenkast vond ik een bijbel waarin ik na enig zoeken inderdaad passages aantrof over Gilead, een bergachtige streek ten oosten van de Jordaan, die duizenden jaren geleden vermaard was om de bijzondere medicinale eigenschappen van zijn balsem die lichaam én – volgens Jeremia – ziel kon genezen. ‘Is er geen balsem in Gilead? Is er geen heelmeester aldaar?’ jammerde de immer klagende profeet.
Eén dag nadat ik met Cees heb gesproken, gaat de bel. Er staat een bloemenzee op de deurmat. Afzender: 'Cees en de Destin-familie.' Verre vrienden, denk ik, één bestemming: pure klasse.
Neem deel aan het gesprek