Volgens Spotify beschik ik over een bijzonder romantische inborst. Zo luidt althans de slotsom van het jaaroverzicht dat de streamingdienst me vorige week toestuurde. ‘Je luisterde naar 1840 nummers van 1053 artiesten uit 34 verschillende genres. Je luistert een stuk meer naar sfeervolle emotionele muziek dan de meeste anderen, wat ben je toch een romanticus!’ aldus de algoritmes van de streamingdienst.
Ik kan het niet helemaal ontkennen. Cherish the moment, is een van mijn levensmotto’s. Is er een moment waarop je denkt, nú moet ik iets doen, nú moet ik iets zeggen, nú moet ik uit die stoel overeind komen en een woordje spreken - aarzel niet en dóe het. En omlijst, als dat zo uitkomt, die momenten met passende muziek. En inderdaad, dit motto in de praktijk brengend, kom ik vaker uit bij een rauwromantische ballad van U2 dan bij een hartenkreet van The Clash.
‘Meneer Hanssen, gaat alles goed?’
Toen ik vanochtend de MRI-scanner in werd geschoven, was van passende muziek geen sprake. Is ook niet direct een moment op te koesteren inderdaad, maar toch, een deuntje ter afleiding? Mozart, Bach, Mahler? Ik had een zacht klassiek muziekje verwacht terwijl ik de cocon in gleed maar achter de wattige oordopjes die een assistente geroutineerd in mijn gehoorgangen stopte, hoorde ik Mud om een eenzame kerst treuren. Ik kan je verzekeren: met een medicinale plug in je schelp, klinkt ‘It will be lonely’ nog eenzamer dan Hazes’ Eenzame kerst. De glamrockklassieker stierf weg in een hels gekraak waaruit stem van de radiologe opdoemde: ‘Meneer Hanssen, gaat alles goed?’
Door de galmende echo die haar stem omgaf, kreeg ik het gevoel dat ik op het punt stond in een ruimtecapsule te worden weggeschoten. ‘Kunt u Space Oddity opzetten?’ wilde ik vragen maar ik zei droog: ‘Zeker, alles oké hier.’
‘Mooi, dan ga ik nu de scanner aanzetten. De eerste sessie duurt een minuut of zes.’
Bizar idee: mijn edelen delen geven hun geheimen nanometer voor
nanometer hun geheimen aan een wildvreemde dame prijs.
Als latente claustrofoob had ik me vooraf zorgen gemaakt over mijn verblijf in de scanner maar het bleek prima uit te houden in de dwangbuis van wit plastic. Aan de voor- en achterzijde waren grote openingen en de scanner kroop minder dicht op mijn huid dan ik had verwacht: het apparaat nam een keurige social distance van een centimeter of vijftien in acht.
Het meeste onaangename element van de reis was de herrie. Van alle kanten en in diverse toonhoogtes hoorde ik gepiep, geknars en gejank. Het geluid leek verrassend veel op het misbaar dat een eenvoudige thuisscanner produceert, alleen dan vele malen harder. Tevens onprettig maar minder pregnant: de wetenschap dat mijn edele delen nanometer voor nanometer hun geheimen aan de ogen van een wildvreemde dame prijsgaven. ‘De radiologe zal inmiddels het hele zakie wel kunnen aanklikken,’ dacht ik, ‘zwellichaam verkleinen en vergroten, met de cursor lekker wroeten in pisbuis en prostaat.’ Na de sessie tuurde ik even bij haar om de hoek maar ze gaf geen ondertiteling bij het grijszwart schijfje boerenmetworst dat op haar scherm prijkte.
Sunshine
Als ik in de auto op de terugweg de radio aanzet val ik in Claudia de Breij’s Nederlandstalige versie van John Denvers mierzoete Sunshine on my shoulders. Ik ben geen fan van Claudia maar wanneer ze ‘Had ik maar een dag die ik je geven kon’ zingt, weet ze me plotseling toch te raken. Bij Hollandsche Rading zit ik met schokkende schouders te wachten tot het licht op groen springt. Ik zeg niets maar probeer ook dit moment te koesteren.
Neem deel aan het gesprek